Oliefilter: vaak voorkomende defecten en hun symptomen

1. Verstopping.
   • Achteruitgang werking van de motor.
   • Oververhitting motor.
   • Zwarte rook uit de uitlaatpijp.
2. Defect aan een van de kleppen.
   • Voortdurend signaal van de noodindicator voor het oliepeil.
   • Kloppen bij starten motor.
   • Hoge of lage oliedruk.
3. Schade aan de behuizing of het filtermateriaal.
   • Lekken van olie uit de behuizing van de oliefilter.
   • Moeilijk starten van de motor.

Hoe e oliefilter vervangen?

Fabrikanten raden aan de oliefilter samen met de motorolie te vervangen, ongeveer een keer per jaar of elke 10 000 - 15 000 kilometer. Indien de component echter eerder defect raakt, dient deze onmiddellijk vervangen te worden.

U kunt dit in een servicecentrum laten doen, of zelf uitvoeren. Bij de keuze van een nieuwe component dient u rekening te houden met de aanbevelingen van de fabrikant.

Om de oliefilter te vervangen, dient u het volgende te doen:

1. Warm de motor op tot deze de werkingstemperatuur bereikt, plaats een container voor gebruikte olie onder de carterpan.
2. Schroef de afvoerstop van de carterpan los met behulp van een schroevendraaier, en verwijder vervolgens de stop, waarbij u de druk van de olie controleert. Wees voorzichtig, aangezien de olie heet is.
3. Schroef de afvoerstop in de carterpan van zodra de olie afgevoerd is.
4. Schroef de oliefilter los en plaats deze voorzichtig op het reservoir met de gebruikte olie.
5. Smeer de afdichtingsring van de nieuwe autocomponent in met motorolie. Installeer de component en maak deze vast volgens de aanbevelingen van de fabrikant.
6. Gier nieuwe olie tot de markering MAX op de peilstok, installeer de oliefilterdop en start de motor.
7. Stop de motor nadat de noodindicator voor het oliepeil uitschakelt; let erop dat er geen olielekken onder de filterpakking verschijnen.